info-steel-16

56 categorie D (met en zonder belasting) lager is dan 3% ten opzichte van de vorige meting. Tijdens deze operaties, worden de liggers lateraal in de installatie gehouden, om elk fenomeen van instabiliteit (zijdelings knikken) tegen te gaan. Op de flenzen van de liggers worden stiftdeuvels gelast om de verbinding tussen het staal en het beton te verzekeren. Het beton van de onderste flens dat de onderste vleu- gel van de ligger volledig omhult, wordt vervolgens gegoten (beton van de eerste fase). Wanneer het beton een minimale weerstand op een kubus van 150x150x150 mm van 45 MPa heeft be- reikt, gaat men over tot het verwijderen van de voor- buigingskrachten. Dit leidt tot een voorspanning van het beton en een geringere zeeg dan bij de aanvang van de aldus gevormde gemengde structuur. De gemengde voorgebogen liggers worden vervolgens op de werf gebracht. Het omhullingsbeton en de composietvloer (tweede fasebeton) wordt gegoten en verbindt de liggers onderling. De voorspanning vóór het gebruik van de onderste flens maakte het mogelijk een geschikte betonsoort aan te wenden in het gespannen deel van de ligger en te vol- doen aan de scheurvormingscriteria van het beton. Motivatie van de jury: De jury wenste de vindingrijkheid van het aangewende technisch proces van het staal en de strakheid van de constructie te bekronen. In een complexe situatie bleek het gebruik van staal een oplossing te bieden die per- fect geschikt was voor uitzonderlijke voorwaarden als daar zijn: een geringe dikte, grote stijfheid, corrosie- en brandweerstand, lange levensduur en afwezigheid van onderhoud... déchargement pris en compte) soit inférieure à 3% de la mesure précédente. Pendant ces opérations, les poutrelles sont maintenues latéralement dans l’instal- lation, de manière à éviter tout phénomène d’instabi- lité (déversement). Des connecteurs (goujons) sont soudés sur les semelles des poutrelles pour assurer la liaison entre l’acier et le béton. Le béton de la semelle inférieure enrobant complète- ment l’aile inférieure de la poutrelle est ensuite mis en œuvre (béton de première phase). Lorsque le béton a acquis une résistance minimum sur cube 150x150x150 mm de 45 MPa, on procède à l’en- lèvement des efforts de préflexion. Ceci entraîne une précontrainte du béton et une contre-flèche plus faible de celle de départ de la structure mixte ainsi formée. Les poutres mixtes préfléchies sont ensuite amenées sur chantier et mises en place. Le béton d’enrobage et la dalle collaborante (béton de seconde phase) sont coulés et liaisonnent les poutrel- les entre elles. La pré-compression de la semelle inférieure avant la mise en service a permis d’introduire un béton utile dans la partie tendue de la poutre et de satisfaire les critères de non fissuration du béton. Motivation du jury: Le jury a souhaité récompenser l’ingéniosité du pro- cessus technique en acier mise en œuvre et la rigueur de la construction. Face à une situation complexe, le recours à l’acier a permis d’apporter une solution parfaitement adaptée à des contraintes exceptionnelles de: faible épaisseur, grande rigidité, résistance à la corrosion et au feu, garantie de longévité et absence d’entretien.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=