info-steel-19

viljoen en de schoteldaken van de kerk van Civitas Dei en van het paviljoen van Brazilië. De meest spectaculaire kabelconstructie was echter geen dak maar het ‘zwevende’ signaal van de Natiënpoort, een vormactieve structuur die gebaseerd was op het ‘tensegrity’-principe (tensile integrity). Andere, meer discrete struc- turen waren de elegante en innovatieve stalen tuibrug van het Duitse paviljoen en het driedi- mensionale vakwerk van het Britse Industrie- paviljoen, een toepassing van het Britse Space Deck-systeem dat in het expojaar zelf op de markt werd gebracht. Over deze stalen structuren werd uitgebreid geschreven in de architectuur- en de ingeni- eursbladen. Opmerkelijk genoeg zijn een aantal verslaggevers uiterst kritisch, waaronder ook Frei Otto zelf. Gaven de paviljoenen een indruk van lichtheid en tijdelijkheid, ‘constructief juist’ waren ze vaak allerminst. Van minimale middelen was er, vaak pas na een meer nauwkeurige observatie, blijkbaar zelden sprake. De materialiteit van de architec- tuur stond de toepassingen van de theoretische idealen in de weg. Zo leidden ook praktische overwegingen - kostprijs, timing, beschikbaar- heid van materialen en werkkracht - vaak tot hulpconstructies die een aantasting vormden van het ideële theoretische model en waarvan de ‘leugenachtigheid’ werd verketterd. De kritiek ging echter voorbij aan de reële kwaliteiten van vele van de ontwerpen, waarin niet de moralise- rende imperatieven van het correcte bouwen een leidraad vormden maar het exalterende karakter van de vermenging van experiment en vormwil, de speelse mogelijkheden zélf van het lichte bouwen, het spel dat zich in zichzelf verlustigt en dat - zoals op een wereldtentoonstelling wordt beoogd - tuk is op sprekende beelden. pavillon du Vatican, et dans les toitures lestées de l’église de Civitas Dei et du pavillon du Brésil. Cependant, la structure de câbles la plus spectaculaire n’était pas un toit, mais le signal ‘aérien’ de la Porte des Nations: une structure autotendante basée sur le principe de tenségrité (tensile integrity). Parmi d’autres structures, plus discrètes, on remarquait le pont haubané du pavillon allemand, élégant et novateur, et le treillis tridimensionnel du pavillon des industries britanniques, application du système anglais Space Deck lancé sur le marché l’année même de l’Expo. Il a largement été question de ces structures en acier dans les revues d’architecture et d’ingé- nierie. Étonnamment, plusieurs commentateurs furent extrêmement critiques, parmi lesquels Frei Otto lui-même. Si les pavillons donnaient une impression de légèreté et de temporalité, ils étaient très rarement ‘constructivement justes’. En y regardant de plus près, on remarque qu’il y était rarement question d’un minimum de moyens. La matérialité de l’architecture faisait obstacle à la mise en application des idéaux théoriques. Des considérations pratiques - coût, timing, disponibilité des matériaux et de la main d’œuvre - conduisirent aussi à des construc- tions provisoires, qui dénaturaient le modèle théorique idéal et dont le caractère factice fut dénoncé. Cependant, la critique ignora les qua- lités réelles de nombreux projets pour lesquels le fil conducteur ne résidait pas dans les impératifs moraux d’une construction correcte. Ce qui prédominait était le caractère exaltant du mélange entre expérimentation et forme, les possibilités ludiques mêmes de la construction légère, et le jeu friand d’images parlantes qui cherche à se faire plaisir, comme cela se doit lors d’une exposition universelle. Natiënpoort_Porte des Nations P. Guillissen, J. Koning (BE) Architect_Architecte A. Paduart (BE) Studiebureau_Bureau d’études Anc. Ateliers Carlier & Wathelet (BE) Staalbouwer_Constructeur métallique M. A. Carette (BE) Algemene aannemer_Entrepreneur général