info-steel-30
categorie D 37 On y fait usage du modèle de Ernst-Bleich, qui considère un câble comme une barre équivalente de raideur non-linéaire, où une fonction ‘seuil’ modélise la transition entre un câble détendu et tendu (Fig.3). Les résultats de l’étude montrent les effets favo- rables résultant de la présence d’un câble sur la réponse en fréquence de la structure (Fig.4) et sur le taux d’amortissement. La tension du câble est également analysée (Fig.5). L’installation de câbles comme dispositifs complé- mentaires d’amortissement constitue une solution innovante et économique, dont les effets sur le comportement dynamique sont remarquables. La solution émanant de l’étude sera réellement mise en œuvre sur la passerelle de Limbourg, ce qui permettra de confronter les résultats théori- ques à la réalité. Fig. 4 : Model van Ernst-Bleich: frequentieres- ponsfunctie (FRF). Maximale versnelling (als q de modale coördinaat is) bereikt op basis van de sprongfrequentie (fsprong) voor de structuren met kabel (blauw) en zonder kabel (rood) vanaf de oorspronkelijke omstandigheden in rust. De curven lopen uiteen vanaf 1,88 Hz. Voor lagere versnellingen zijn de twee curven vergelijkbaar. Het gedrag wordt anders als de versnelling toe- neemt, waarbij de niet-lineariteit van de kabel een rol zal spelen. Kenmerken kabel: doorsnede 0,7 cm², spanning 300N. _Modèle de Ernst-Bleich: fonction de réponse en fréquence (FRF). Accélération maximale (si q dési- gne la coordonnée modale) atteinte en régime en fonction de la fréquence de saut (fsaut) pour les structures câblées (bleue) et non câblées (rouge) au départ de conditions initiales au repos. Mise en évidence d’une bifurcation à 1.88Hz. Pour de fai- bles accélérations, les deux courbes sont confon- dues. Les comportements diffèrent lorsque les niveaux d’accélération augmentent, la non-linéa- rité du câble est alors activée. Caractéristiques du câble : section 0.7cm², tension 300N. Er is gebruikgemaakt van het model van Ernst- Bleich, dat een kabel beschouwt als een staaf met een niet-lineaire stijfheid, waarbij een ‘drempel- functie’ een model geeft van de overgang tussen een kabel al dan niet gespannen (fig.3). Uit het onderzoek blijkt dat een kabel gunstige ef- fecten heeft op de frequentierespons van de struc- tuur (fig.4) en op de demping. De spanning van de kabel is ook geanalyseerd (fig.5). Het plaatsen van kabels is een innovatieve en eco- nomische oplossing om demping te vergroten, met opvallende effecten op het dynamische gedrag. De oplossing die het onderzoek heeft opgeleverd zal in werkelijkheid worden toegepast bij de loop- brug van Limburg, zodat de theoretische resulta- ten kunnen worden getoetst aan de realiteit. Fig. 5 : Digitaal model van de vrije trilling van de structuur. Het dempingspercentage is respec- tievelijk 0,5% zonder kabel (rood), 0,6% met een kabel met een spanning van 3.200 N (blauw) en 1,2% met een kabel met een spanning van 300 N (groen). De trillingen nemen sneller af als de kabel niet strak gespannen is. Kenmerk van de kabel: 0,7 cm², demping 0,1%. _Modèle numérique de la vibration libre de la structure. Le taux d’amortissement vaut respec- tivement 0,5% sans câble (rouge), 0,6% avec un câble tendu à 3200 N (bleu) et 1,2% avec un câble tendu à 300 N (vert). Les vibrations s’atténuent d’autant plus vite que le câble est peu tendu. Caractéristique du câble : 0,7cm², taux d’amortissement 0,1%.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=