info-steel-33
44 overeenstemming met bepaling 3.6.1(10) van EN 1993-1-8. Als opmerking is toegevoegd dat het gebruik van sluitringen lokale beschadigin- gen aan metalen deklagen kan verminderen, in het bijzonder als deze deklagen dik zijn. EN 15048-1 schrijft voor de sluitringen een mi- nimale hardheid van 100 HV voor. In het geval van een enkelvoudige overlapverbinding met slechts één boutrij wordt deze eis naar 300 HV verhoogd. Sluitringen volgens EN 14399-5 of EN 14399-6 voldoen aan die eis. In het algemeen is het verder toegelaten om voorspanbouten volgens EN 14399 te gebrui- ken in niet-voorgespannen boutverbindingen. Voor alle onderdelen van een boutset schrijft EN 15048 een volledige naspeurbaarheid voor met betrekking tot de oorsprong. Installatie Bepaling 8.3 van EN 1090-2 bepaalt dat de verbonden onderdelen zodanig moeten zijn samengetrokken dat ze een stevig contact hebben. Vulplaten mogen zijn gebruikt om de passing af te stellen. Voor basisproducten met t ≥ 4 mm voor platen en t ≥ 8 mm voor profie- len mogen, tenzij volledige contactdruk is ver- eist, spleten langs de randen tot 4 mm resteren onder de voorwaarde dat contact is gemaakt in het centrale deel van een verbinding. Elke boutset moet ten minste in een hand- vasttoestand zijn gebracht, met bijzondere aandacht voor het vermijden van te strak aanspannen, vooral bij korte bouten en M12. Het aanspanproces moet binnen een boutgroep bout na bout worden uitgevoerd, waarbij wordt gestart bij het meest stijve deel van de verbin- ding en vervolgens wordt doorgegaan naar het minst stijve deel. Om een gelijkmatige hand- vasttoestand te bereiken kan meer dan één aanspancyclus nodig zijn. De term ‘handvast’ kan over het algemeen zijn gedefinieerd als dat wat bereikbaar is met de inspanning van één man die gebruikmaakt van een sleutel met normale afmetingen zonder verlengstuk, en kan zijn gesteld als het punt waarbij een pneuma- tische moeraanzetter begint te slaan. De bout moet na het aanspannen minstens één volle draadgang uit het vlak van de moer steken. ne comportant qu’une seule rangée de boulons, les rondelles sont exigées à la fois sous la tête de boulon et sous l’écrou - conformément d’ailleurs à l’article 3.6.1(10) de la norme EN 1993-1-8. En outre, on peut faire remarquer que l’emploi de rondelles peut réduire les endommagements locaux des revêtements métalliques, en particulier lorsque ces revêtements sont épais. La norme EN 15048-1 impose aux rondelles une dure- té minimale de 100 HV. Dans le cas d’un assemblage à recouvrement ne comportant qu’une seule rangée de boulons, cette exigence est rehaussée à 300 HV. Les rondelles conformes aux normes EN 14399-5 ou EN 14399-6 répondent à cette exigence. En général, il est aussi permis d’utiliser des boulons à haute résistance aptes à la précontrainte selon la norme EN 14399 dans des assemblages par boulons non précontraints. La norme EN 15048 impose une traçabilité complète en ce qui concerne l’origine de tous les éléments d’un boulon. Installation La disposition 8.3 de la norme EN 1090-2 sti- pule que les éléments assemblés doivent être rapprochés de telle façon qu’ils présentent un contact ferme. Des fourrures peuvent être utilisées pour régler l’ajustement. Pour des produits de base, avec t ≥ 4 mm pour les plaques et tôles, et t ≥ 8 mm pour les profils, à moins qu’une pression de contact complète ne soit exigée, il peut subsis- ter des jeux résiduels n’excédant pas 4 mm le long des bords à condition que le contact soit assuré dans la partie centrale de l’assemblage. Chaque boulon doit être au moins serré jusqu’au refus, en veillant spécialement à éviter tout surserrage des boulons particulièrement courts et les M12. Dans un groupe de boulons, le processus de serrage doit être réalisé boulon après boulon, en commençant par la partie la plus rigide de l’assemblage et en se dépla- çant progressivement vers la partie la moins rigide. Pour obtenir un serrage uniforme jusqu’au refus des boulons, plusieurs cycles de serrage peuvent s’avérer nécessaires. Le ‘serrage jusqu’au refus’ peut généra- lement être compris comme pouvant être obtenu par l’effort d’un homme seul utilisant une clé de dimen- sions normales sans rallonge, et peut être fixé comme le point où une clé à chocs commence à frapper. Après le serrage, le boulon doit dépasser de la surface de l’écrou d’au moins un pas de filet complet.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=