info-steel-34

23 Het hoge verbruik in België werd onder meer verklaard door een ouder gebouwenbestand, een relatief groot aandeel van eengezinswoningen en het trager invoeren van maatregelen op vlak van isolatie en energie-efficiënte installaties. Sindsdien is de situatie echter stapsgewijze aan het wijzigen. Voor nieuwbouw blijkt dit onder meer uit de resul- taten van de EPB-aangiften. Het bestaande gebouwenpark is echter veel groter dan wat jaarlijks aan nieuwbouw wordt gerealiseerd. Anno 2011 telt België 5.131.391 woongelegenheden terwijl het er in 1992 maar 4.296.094 waren 7 . Qua residentiële gebouwen is er een toename van 13% ten opzichte van 1992 (van 3.126.973 naar 3.609.566). De toename in de niet-residentiële sector is met +2% veel lager (van 771.941 naar 784.600) en dat is vooral te danken aan het feit dat het aantal handelshuizen met zowat 30.000 eenheden gedaald is. De snelheid waarmee dit bestaande gebouwen- park gerenoveerd wordt, is echter moeilijk te achterhalen. Uit de bouwvergunningenstatistiek 7 blijkt dat er in België jaarlijks om en bij de 28.000 vergunningen worden afgeleverd voor verbouwin- gen van woongebouwen. Daarnaast zijn er iets meer dan 5.000 vergunde renovaties van niet- residentiële gebouwen. Grosso modo komt dit dus neer op een renovatiegraad van 0,75% per jaar. De werkelijke renovatiegraad ligt echter hoger: Niet-vergunningsplichtige werken zijn immers niet in bovengenoemde cijfers opgenomen. Energieverbruik en emissies Het gevoerde beleid zou ook zichtbare resultaten moeten opleveren op vlak van energiebesparing en vermindering van de broeikasgasemissies. Onderstaande figuur 2 laat alvast zien dat de emissies vanuit de residentiële en tertiaire sectoren nauw samenhangen met de klimatologische om- standigheden (hier omschreven als graaddagen). Sinds 2003 lijkt er in de residentiële sector een licht dalende (of toch op zijn minst stabiliserende) trend ingezet te zijn. Factoren zoals de stijgende energieprijzen, de verbeterde energieprestatie van gebouwen en installaties en het wijzigen van de brandstofmix hebben hier wellicht een rol in gespeeld 8 . Rekening houdende met de aanzien- lijke toename van de bevolking (van 9.947.782 eenheden in 1990 tot 10.927.990 begin 2011) en 7 Gegevens Gebouwenpark en Bouwvergunningen FOD economie, Statistics Belgium, geconsulteerd op 6 maart 2012: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/ cijfers/ _Données relatives au Parc de bâtiments et aux Permis de bâtir du SPF Économie, Statistics Belgium, consultées le 06 mars 2012: http://statbel.fgov.be/fr/ statistiques/chiffres/ 8 Vijfde nationale mededeling over klimaatverandering, onder het raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, België, 2009. _Cinquième communication nationale sur les chan- gements climatiques en vertu de la convention-cadre des Nations Unies sur les changements climatiques, Belgique, 2009. La consommation élevée en Belgique s’explique entre autres par un bâti plus ancien, une part relativement importante de maisons unifamiliales et l’entrée en vigueur plus lente de mesures sur le plan de l’isolation et des installations énergéti- quement efficaces. Depuis, la situation se modifie toutefois progressivement. Dans le cas de la construction, cela ressort entre autres des résultats des déclarations PEB. Le parc immobilier existant est cependant bien plus important que la quantité de constructions neuves réalisées chaque année. En 2011 , la Bel- gique compte 5.131.391 habitations, alors qu’il n’y en avait que 4.296.094 en 1992. Pour les bâti- ments résidentiels, l’augmentation est de 13 % par rapport à 1992 (3.609.566 contre 3.126.973). La hausse dans le secteur non résidentiel est bien plus faible avec 2 % (784.600 contre 771.941), ce qui est essentiellement dû au fait que le nombre de maisons occupées par des commerces a baissé de 30.000 unités. La vitesse à laquelle ce parc immobilier existant est rénové est toutefois difficile à déterminer. Les statistiques relatives aux permis de bâtir 7 montrent qu’environ 28.000 permis sont accordés chaque année en Belgique pour la rénovation d’habita- tions. On compte en outre un peu plus de 5.000 permis pour des rénovations de bâtiments non résidentiels. Grosso modo, cela revient donc à un taux de rénovation de 0,75 % par an. Le taux de rénovation réel est cependant plus élevé: les travaux non soumis à permis ne sont en effet pas repris dans les chiffres mentionnés ci-dessus. Consommation énergétique et émissions La politique menée devrait également donner des résultats visibles en matière d’économie d’énergie et de diminution des émissions de gaz à effet de serre. La figure 2 ci-après montre déjà que les émissions des secteurs résidentiel et tertiaire sont étroitement liées aux conditions climatiques (expri- mées ici en degrés-jours). Depuis 2003, une légère tendance à la baisse (ou du moins à la stabilisation) semble s’entamer dans le secteur résidentiel. Des facteurs tels que la hausse des prix de l’énergie, les meilleures perfor- mances énergétiques des bâtiments et des installa- tions et la modification du bouquet énergétique ont probablement joué un rôle ici. Si l’on tient compte de la hausse significative de la population (de 9.947.782 habitants en 1990 à 10.927.990 début