info-steel-43

hebben tot onaanvaardbare doorbuigingen, omdat de stalen balken niet voldoende hoog konden gemaakt worden. Dit in tegenstelling tot een vakwerkligger op het dakniveau, die wel hoog genoeg kon worden gemaakt om alle uitkragende vloeren samen te dragen. Een andere optie was om de zijgevels van het gebouw te laten werken als grote uitkragende balken. Moeilijkheid hierbij was dat de raamope- ningen de correcte werking van de gevels als balkelement zouden verhinderen. Een andere beperking was dat er in het uitkragende gedeelte geen bijkomende muren zitten, waardoor de vloerplaat 16 m vrij moest dragen, wat veel zou zijn.’ Stalen trekkers in betonwand En dus werd beslist om de vloeren in het uitkra- gende gedeelte in de korte richting – toch ook zo’n 10 m - te laten dragen, in plaats van in de langse richting. Deze vloerplaten steunen langs één zijde op een betonnen wand, aan het andere uiteinde worden de reactiekrachten via trekkers in staal omhoog getrokken naar het dak. Op het dakniveau werden vakwerkliggers in staal voorzien. Die liggen in uitkraging en brengen de lasten over naar de achtergelegen structuur. Om het kantelen van de vakwerken tegen te gaan, zijn deze stalen liggers aan hun eindopleg verankerd met een aantal stalen trekkers die verwerkt zitten in een betonnen wand. De trekkrachten worden van de trekkers naar het beton van de wand overgebracht via stalen deuvels. Deze beton- wand wordt op zijn beurt voldoende belast door de vloeren op de verschillende bouwlagen. Het positieve gevolg daarvan is dat er op het funde- ringsniveau geen trekkrachten meer in de wand aanwezig zijn. In totaal zit er ongeveer 100 ton staal verwerkt in de dakliggers en in de trekkers. Er werd gekozen voor staal S355. De vakwerken zijn variabel in hoogte, van 1,25 m tot 1,40 m. De vakwerken zijn ongeveer 17,5 m lang met een uitkraging van 10 meter. Er werd hiervoor een 3D-model gemaakt in SAP 2000. Hieruit zijn de krachten gehaald. De afzonderlijke elementen zijn via handberekening gecontroleerd volgens Eurocode 3. cependant conduit à des flexions inadmissibles, car il n’était pas possible d’utiliser des poutres suffisam- ment hautes, contrairement au système de poutres en treillis au niveau du toit, qui elles peuvent être suffisamment hautes pour supporter tous les sols en porte-à-faux. Une autre option était d’utiliser les façades latérales du bâtiment comme grandes poutres en porte-à- faux. Mais le problème était que les ouvertures de fenêtre auraient gêné le bon fonctionnement des façades comme élément porteur. Une autre limita- tion venait du fait que les parties en porte-à-faux ne comprennent pas de murs de soutien supplémen- taires, de sorte que les sols devaient supporter une portée de 16 m, ce qui aurait été beaucoup.’ Tirants en acier dans le mur en béton Nous avons donc décidé de supporter les sols de la partie en porte-à-faux dans le sens transversal, ce qui fait quand même 10 m, en non dans le sens longitudinal. Ces dalles de sol reposent d’un côté sur un mur en béton, à l’autre extrémité, les forces de réaction sont reprises vers le toit par des tirants en acier. Au niveau de la toiture, des poutres en treillis en acier ont été prévues. Elles sont posées en porte-à-faux et reportent les charges vers la structure à l’arrière. Pour prévenir le bascu- lement des poutres en treillis, celles-ci sont ancrées à leurs extrémités à l’aide de plusieurs tirants noyés dans le mur en béton. Les forces de traction de ces tirants sont transférées au béton du mur à l’aide de goujons en acier. Ce mur en béton est lui-même suffisamment chargé par les dalles de sol de différents étages. L’effet positif est que le mur n’est plus soumis à des forces de traction au niveau des fondations. Au total, les poutrelles de la toiture et les tirants en acier représentent un poids de 100 tonnes. On a opté pour l’acier S355. Les poutrelles en treillis ont une hauteur variant entre 1,25 et 1,40 m. Elles ont une longueur d’environ 17,5 m avec un porte-à-faux de 10 m. Pour leur conception, on a réalisé un modèle 3D dans SAP 2000 qui permet- tait aussi d’obtenir les forces en jeu. Les éléments séparés ont fait l’objet d’un calcul de contrôle séparé selon l’Eurocode 3. 65

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=