info-steel-45

De nieuwe brug is een metalen brug met vier traveeën, met een totale lengte van 213 m. De hoofdtravee - het meesterstuk - heeft een over- spanning van 113,80 m tussen de pijlers langs de oevers. De breedte van het brugdek varieert van 12,50 tot 16,10 m. Het totale gewicht van het bouwwerk ligt rond 2.000 ton. Het metalen brugdek bestaat uit een orthotrope vloer- plaat die rust op dwarsliggers gemaakt van samenge- stelde gelaste profielbalken (brugdelen). Ter hoogte van de centrale overspanning sluiten deze brugdelen in overstek aan op een centrale metalencaisson die de pees (‘bowstring’) vormt van het bowstring-systeem. Deze ‘pees’ vormt het onderste deel dat onlosma- kelijk deel uitmaakt van de boog. Hij is met zware hangstangen aan de hoofdboog opgehangen. Onder het brugdek splitst deze boog zich in twee delen die samenkomen bij de brugpijlers in gewapend beton, gelegen nabij de hoge oevers voor een perfecte stabi- liteit. Vanaf die pijlers vertrekken twee steunen in de vorm van metalen caissons naar de brugdekken van de naderingstraveeën. Men krijgt zo een soort vier- pikkel die de lijn van de brug boven het wegdek naar beneden verlengt. Buiten de centrale overspanning werden naderingstraveeën verwezenlijkt met dubbele liggers met metalen caisson en orthotroop brugdek. Deze twee dragers komen bij elkaar aan de voet van de boog ter hoogte van het brugdek. Dit conver- gentiepunt waar boog, steunen, de ‘pees’(string) en de dubbele caissonliggers samenkomen, vormt het sluitstuk van het kunstwerk, waarvan de sterkte via talrijke studies werd berekend. Le nouveau pont est un pont métallique à quatre travées, présentant une longueur totale de 213 m. La travée principale, pièce maîtresse, a une portée de 113,80 m entre les piles des berges. La largeur du tablier varie de 12,50 à 16,10 m. Le poids total de l’ouvrage est d’environ 2.000 tonnes. Le tablier métallique du pont est constitué d’une dalle orthotrope reposant sur des poutres transversales en profilés reconstitués et soudés (pièces de pont). Au droit de la travée centrale, ces pièces de pont rejoignent en porte-à-faux un caisson métallique central qui constitue le tirant du système ‘bow-string’. Ce tirant repré- sente la partie inférieure et indissociable de l’arc. Il est accroché via des suspentes à l’arc principal. En dessous du tablier, cet arc se divise en deux parties rejoignant les piles en béton armé situées près des berges pour une stabilité parfaite. Depuis ces piles, deux béquilles en caisson métallique repartent pour rejoindre les tabliers des travées d’approche. On obtient ainsi une sorte de quadripode prolongeant l’épure de l’arc en élévation. Au-delà de la travée centrale, des travées d’ap- proche ont été réalisées en bipoutres à caisson métallique avec dalle orthotrope. Ces bipoutres rejoignent le point de naissance de l’arc au droit du tablier. Ce point de convergence où arrivent l’arc, les béquilles, le tirant et les caissons bipoutres représente la pièce maîtresse de l’ouvrage, dont la résistance a fait l’objet de nombreux calculs. 24

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=