info-steel-49

Omdat de bakstenen toren stijf, maar fragiel is en de bovenbouw flexibeler, is voor de vier liften ten zuiden van het atrium een onafhankelijke staal- structuur ontworpen, bestaande uit drie verticale Vierendeel-spanten. De gehele constructie hangt aan twee stalen liggers 2 op de tweede verdieping van de nieuwbouw. Het vlottende volume is voornamelijk opgevat als een wringstijve koker met een dak- en een vloerspant, een middenspant en twee geknikte gevelspanten. De onderste verdieping hangt op aan deze drie langse spanten 3 . In dwarse richting wordt de koker verstijfd door vier over de lengte verspreide spanten die met name de niet te onder- schatten windkrachten op een hoogte van 28 tot 44 m opvangen. Het gehele vakwerkvolume werd in slechts zes reeds gelaste en via het water aangevoerde delen gemonteerd. Omdat de zuidelijke gevel schuin oploopt, creëert zij een overkraging van 35 m ten opzichte van de basis van de voorpoot. Een schuin geplaatste Vierendeel-cel met indrukwekkende gelaste profielen van 1000 bij 1000 mm met flenzen van 50 tot 100 mm dik brengt als verbindend element de krachten naar de schuine voorpoot die samen met de brug een sculpturale constructie in wit zichtbe- ton vormt. Une structure en acier indépendante constituée de trois membrures verticales à arcades a été construite pour les quatre ascenseurs au sud de l’atrium, du fait que la tour en brique est rigide mais fragile alors que la construction supérieure est plus flexible. L’ensemble de la construc- tion est suspendu à deux poutres 2 en acier au deuxième étage de la nouvelle construction. Le volume flottant est conçu principalement comme une cage résistant aux torsions, recou- verte par une toiture et dotée d’une membrure de plancher, d’une membrure intermédiaire et de deux membrures de façade coudées. L’étage du bas est suspendu à ces trois membrures longitudinales 3 . Dans le sens transversal, la cage est rigidifiée par quatre longerons répartis sur la longueur qui doivent supporter les forces du vent non négligeables à une hauteur de 28 à 44 m. L’ensemble de la charpente a été amenée par barges en seulement six parties présoudées. La façade sud qui s’élève en oblique crée un porte- à-faux de 35 m par rapport à la base du pied avant. Une cellule à arcades oblique constituée d’impressionnants profilés de 1000 par 1000 mm avec des ailes de 50 à 100 mm d’épaisseur assure la liaison et ramène les forces vers le pied oblique avant pour former avec le pont une construction sculpturale en béton blanc de coffrage. 2 HEM 650 3 samengesteld uit HEA/B/M profielen van 700 en 800 mm met kolommen en diagonalen uit HD400. 30