info-steel-60

Knopen met stalen gietstukken Michaël Bonivers, ingenieur bij Bureau Greisch en verantwoordelijk voor de algemene stabiliteitsstu- dies van het viaduct in de werf- en gebruiksfase: “Bij het gebruik van buiselementen situeert de voornaamste uitdaging zich ter hoogte van de verbindingen, die voorzien waren in stalen gietstukke. Voor een spoorwegviaduct is de verificatie van de vermoeiingsweerstand vaak doorslaggevend. De regels hiervoor zijn uitvoerig gedefinieerd voor klassieke gelaste assembla- ges. In het geval van deze verbindingen was het nodig om de vermoeiingsweerstand in de kern van het gietstaal te evalueren.We hebben een beroep gedaan op A. Nussbaumer, professor in het staallaboratorium van het EPFL (Zwitserland), voor advies inzake deze aanpak, waarmee we buiten de platgetreden paden traden.We hebben met 3D-volumemodellen gewerkt, wat destijds niet gebruikelijk was, via een programma dat we ontwikkeld hebben in samenwerking met de Universiteit van Luik. Dit liet ons toe om de punten in de gietstaalverbindingen te bepalen waar de belasting het grootst was, om uiteindelijk tot een Nœuds en acier moulé Michaël Bonivers, ingénieur au Bureau Greisch, en charge des études du comportement global du viaduc en phases service et chantier : « La principale singularité qui découle de l’utilisa- tion d’éléments tubulaires se situe au niveau des nœuds. Il avait été prévu que ces nœuds seraient réalisés en acier moulé. Pour un viaduc ferroviaire, la vérification en fatigue est très souvent prépondérante. Or pour cette vérifi- cation, les règles sont bien définies pour des assemblages classiques réalisés par soudure. Dans le cas de ces nœuds, il était nécessaire d’évaluer la tenue en fatigue au cœur de l’acier moulé. Nous avons fait appel à A. Nussbaumer, Professeur au laboratoire des structures métal- liques de l’EPFL (Suisse) pour nous donner des conseils pour ce type d’approche qui sort des démarches habituelles et ainsi établir une procédure de vérification des nœuds. Nous avons travaillé avec des modèles 3D volumiques, ce qui n’était pas courant à l’époque, via un programme développé en interne en collabo- ration avec l’Université de Liège. Ce qui nous a 35