Het type vakwerkbrug maakt grote overspanningen mogelijk met een lager gewicht van de draagconstructie. De passerelle is ontworpen als een vakwerk met een onregelmatige geometrie, met als doel het materiaal te verdelen waar structureel nodig, en zo een speelse beweging te integreren in een lineaire omgeving bestaande uit sporen en platforms. Het zoeken naar dit contrast verhoogt de architecturale kwaliteit van de nieuwe verbinding. De 56 m lange loopbrug is verbonden door vier overdekte perrontrappen met respectievelijke liften. De vorm van de brug en de perrontrappen moest eenvoudig en uniform zijn. De vakwerken bestaan uit bovenste en onderste kokers die verbonden zijn door holle profielen van verschillende afmetingen, wat een speels uiterlijk geeft in contrast met de lineariteit van de volumes. Het overdekte deel van de brug bestaat uit een prisma, met beglaasde zijden La typologie de la passerelle en treillis permet la réalisation de grandes portées avec un poids de la structure portante réduit. La structure portante de la passerelle est conçue en treillis à géométrie irrégulière visant à répartir la matière là où il y a un besoin statique, intégrant un mouvement ludique dans un milieu linéaire constitué de voies et de quais. La recherche de ce contraste met en valeur la nouvelle liaison. La passerelle de 56 m de long est reliée par quatre trémies d’escalier avec des ascenseurs respectifs. La géométrie des volumes de la passerelle et trémies se voulait sobre et uniforme. Les membrures supérieures et inférieures tubulaires sont reliées par des profilés creux de dimension variable, afférent une allure ludique en contraste avec la linéarité des volumes. La partie couverte de la passerelle est constitué d’un prisme avec faces latérales 37
RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=