info-steel-77

uitzicht op de treinen die af en aan rijden. Het ontwerpteam wilde uiteraard profiteren van deze atypische situatie. De beweging van de treinen op het spoor creëert een uniek spel van schaduwen en reflecties, dat kan worden geprojecteerd op de ‘schermen’ van de geïnstalleerde zonnescreens. Staalstructuur in het middelpunt van de belangstelling Laurent Liefooghe omschrijft Terre-Neuve als een project met een ‘exostructuur’. In samenwerking met het Brusselse studiebureau UTIL ontwierpen de architecten een ingenieus kolomsysteem in staalprofielen die in het midden zijn uitgehold om plaats te maken voor de gevel, waardoor de koudebruggen worden beperkt. Het voordeel van deze oplossing is dat de frames rechtstreeks op de puntverbindingen kunnen worden gemonteerd. Esthetisch gezien doet de roodbruine kleur van de zichtbare staalconstructie, inclusief het parabolische deel, denken aan spoorrails, maar ook aan het industriële verleden van deze wijk in het centrum van de hoofdstad. Hoewel hij de strakke esthetiek van het geheel versterkt, stelde deze exostructuur de ingenieurs van UTIL op de proef: “De kolommen van de sporthal en de gevel lopen door de gebouwschil heen en springen zowel binnen als buiten in het oog. We moesten op verschillende plaatsen uitsparingen maken in hun kernen om contact tussen binnen en buiten zoveel mogelijk te vermijden. Dit vereiste een zeer grondige studie, maar we zijn altijd enthousiast als we zulke grote uitdagingen mogen aangaan”, zegt Rolf Vansteenwegen, algemeen directeur bij UTIL. Daarnaast hebben de ingenieurs van UTIL ook de studie en de modellering voor de zelfdragende koepel van de polyvalente zaal op zich genomen. Deze laatste bestaat uit plaatstaal en is geënt op hetzelfde grid als de sporthal. Tot slot bracht deze specifieke structurele keuze ook extra moeilijkheden met zich mee op het vlak van afwerking. “Wanneer je een niet-industrieel gebouw benadert met de logica van een industriële structuur, is er geen foutmarge. Ruwbouw en afwerking liggen heel dicht bij elkaar”, besluit Laurent Liefooghe. tures, offrant des vues sur les allers et venues incessantes des trains qui défilent. L’équipe d’architectes comptait bien entendu profiter de cette situation atypique. Le mouvement des trains sur la voie ferrée offre en effet un jeu d’ombres et de reflets uniques, pouvant se projeter sur les ‘écrans’ que constituent les stores installés. Une structure au centre de toutes les attentions Laurent Liefooghe décrit le projet Terre Neuve comme construit avec une ‘exo-structure’. En collaboration avec le bureau d’ingénierie de structures bruxellois UTIL, les architectes ont imaginé un système ingénieux de colonnes en profils d’acier évidés en leur milieu pour laisser place à la façade, limitant ainsi les ponts thermiques. Cette solution offre l’avantage de pouvoir poser les châssis directement sur les raccords ponctuels. Esthétiquement, la teinte rouge-brun de la structure apparente en acier, dont la partie parabolique, rappelle les rails de chemin de fer, mais également le passé industriel de ce quartier du centre de la capitale. Si elle renforce l’esthétique léchée de l’ensemble, cette exo-structure a mis à l’épreuve les ingénieurs d’UTIL : « Les colonnes de la salle de sport et de la façade sont continues et traversent l’enveloppe du bâtiment, se dressant aussi bien à l’intérieur qu’à l’extérieur. Nous avons dû réaliser des découpes à plusieurs endroits de leurs âmes, pour éviter au maximum les contacts entre intérieur et extérieur. Cela a nécessité un étude très poussée, mais nous sommes toujours enthousiastes lorsqu’il s’agit de nous attaquer à des défis aussi conséquents », explique Rolf Vansteenwegen, directeur général d’UTIL. En outre, les ingénieurs d’UTIL ont réalisé l’étude et la modélisation du dôme autoportant de la salle polyvalente, réalisé en tôles d’acier et reprenant la même trame que la salle de sport. Enfin, ce parti-pris au niveau de la structure implique également des difficultés supplémentaires au niveau des finitions. « Lorsque l’on approche un bâtiment non-industriel avec une logique de structure industrielle, il n’y a aucune marge d’erreur. Le gros œuvre et les finitions se trouvent en effet très proches l’un de l’autre », conclut Laurent Liefooghe. 26

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=