Sinds hun bouw op het einde van de XVde eeuw, werden de zolders van de gebouwen van het klooster van de kathedraal van Luik onbenut gelaten. De beslissing in 2004 om deze ruimtes te bestemmen tot schatkamer van de kathedraal, zou het motief worden voor hun restauratie. De synthese van de objectieven van het museografisch project en van de stabiliteitsstudies, mondde uit in een composietvloer van klassiek gewapend beton boven de gewelven en dit over de ganse lengte van de westelijke vleugel (44 m), als een ponton gedragen door een ensemble van onderspannen stalen liggers. Dit systeem dat opvalt door zijn gesofistikeerd ontwerp en verankerd zit in de gootmuren en in de trekbalken van het gebinte, vormt een horizontaal diafragma dat het geheel stabiel houdt en door middel van twee steunelementen verbonden is met de betonnen noodtrap. Deze toren, die een unieke steunbeer vormt, herbergt verder een trap in weervast staal, rustend op één enkele zijboom van 8,30 m hoogte.